door Ginette Lavell
Danser en choreograaf Juan Paredes geeft flamencoles volgens zijn eigen visie: er moet zo snel mogelijk gedánst worden. De nadruk ligt niet op de ingewikkelde voetenwerkjes of virtuoze technieken, maar op het plezier en de ‘swing’. Of, zoals het in flamencospaans heet: soniquete.
Juan Paredes komt half maart weer naar Nederland. Kijk in de Workhops agenda
‘Niet tellen!’
Ik maakte kennis met Paredes’ manier van lesgeven toen hij een publieke workshop op straat gaf tijdens de Flamenco Bienal de Sevilla. Ik ging terug naar Sevilla voor een week les van maestro Paredes die als missie heeft zoveel mogelijk praktiserende flamenco aficionado’s (liefhebbers) te creëren.
‘¡No cuente!’ – ‘Niet tellen!’ Maestro Paredes is streng. Het houvast moet uit de muziek komen, niet uit een mathematisch patroon. En dat niet tellen is best lastig, concluderen we na de eerste les. Met hetzelfde gezelschap flamencovriendinnen als waarmee ik vorig jaar op het stadsplein stond voor de publieke les, sta ik nu na te stuiteren in de studio waar Parades vier dagen in de week zijn Bulerías pa Fiesta lessen geeft (bulerías is een flamencosoort, volgens een vrolijk, opgewekt ritme). Niet tellen is dan wel even wennen, maar dat obstakel wordt overwonnen door de muziek die nog steeds in mijn oren doorklinkt. Samen met de stem van Paredes, die het grootste deel van de les met eigen zang begeleidt.
Mijn reisgenoten ervaren de lessen allemaal anders: van een warm bad tot een frustrerend gemis van de lesstructuur zoals wij die gewend zijn. Ik zit ergens in het midden. Dat niet tellen bevalt me wel. Maar het solo dansen in de kring vind ik nog steeds vreselijk. Al doe ik het wel, iedere les weer. Wie weet, als ik wat weekjes langer zou blijven, wat ik dan nog eens spontaan zou durven.
Ik merk wel dat het ritme voorzichtig deel van mijn dagelijkse dag wordt. Na de les kom ik in de supermarkt een van onze klasgenoten tegen, een Sevillaanse uit de buurt zonder grote flamencopretenties die gewoon ook leuk wil kunnen dansen op een feestje. In de kassarij doen we samen onze pasgeleerde pasjes en lachen we om onze ‘compras por bulerías’ (boodschappen op de buleríasmanier). En dat is nog zo’n verrassing: Paredes’ lessen zijn ook populair bij ‘gewone’ Spanjaarden die weliswaar geïnteresseerd zijn in flamenco, maar geen podiumambitie hebben. En dat past mooi bij zijn missie: om flamenco weer naar de straat te krijgen, en zo het publiek van de toekomst te kweken.
Flamenco van de straat
Juan Paredes: “Flamenco moet weer naar de mensen toekomen, de straat op. En dan bedoel ik niet in plaats van de voorstellingen in het theater, maar ernaast. Als mensen leren te genieten van de soniquete, weer jaleos (spontane aanmoedigingen GL) roepen en op een feestje een stukje dansen, dan creëer je de toekomstige aficionados. En dat heeft flamenco nodig.” En een goede aficionado hoeft echt niet uit Andalusië te komen, vindt Paredes als aanhanger van het adagium ‘Flamenco is universeel’. “Er is absoluut geen sprake van automatische overerving omdat je toevallig uit Zuid-Spanje komt. Kijk naar mijn leerlingen: die zijn heel verschillend, van professionele flamencodansers tot huismoeders. En meestal mensen uit Andalusië zelf. Er zijn er die denken dat wij Andalusiërs het ritme van onszelf in het bloed hebben zitten. Maar dat is niet zo. Ja, we groeien op met de ferias en fiestas, maar ook wij moeten studeren en trainen om het onder de knie te krijgen. Sommige Andalusiërs komen er in mijn klas achter dat het allemaal niet zo vanzelfsprekend is als het lijkt en dat ook zij aan het werk moeten.” En hoe je dan aan het werk moet? Geen pasje leren, niet tellen, maar zingen.
“Je moet het ritme internaliseren, het ritme een brug laten slaan naar wat je bent; je eigen emoties worden gedragen door de soniquete. Tellen werkt dan niet, wiskunde en cijfers zijn te koud. Met een melodietje onthou je het ritme beter. Bijkomend voordeel is dat als je zingt, er van alles van binnen gebeurt: je ademt diep, je activeert spieren – het is een complete workout. En heb je eenmaal het ritme, dan beweegt het lichaam haast vanzelf, daar is helemaal geen techniek voor nodig.” Overigens betekent dat niet dat Paredes’ lessen makkelijk zijn. Wij zien ook de (semi-)profs flink zwoegen in onze lesweek. Parades lijkt precies te weten hoe hoog hij de lat moet leggen bij zijn leerlingen.
Broedplaats Calle Castellar
Juan Paredes geeft les in de Calle Castellar, een lange straat in de Sevilliaanse flamencowijk Macarena die de Calle Luis met de Feria verbindt. Het is even zoeken naar de ingang: twee deuren met daartussen een basisschool geven toegang tot hallen met daarin zelfgefabriceerde flamencostudio’s. De hallen (‘corallones’) leiden naar twee grote binnenplaatsen die vol zitten met ateliers van kunstenaars, ambachtslieden en muzikanten. Je kan er allerlei workshops volgen, van houtbewerking tot Afrikaanse percussie.
Naar verluidt is de beroemde flamencodanser Farruquito hier ooit begonnen met een flamencostudio. Alle gevestigde namen en opkomende sterren komen er wel langs: om te trainen, les te geven of een biertje te drinken. De corallones staan ook bekend om het nachtelijk feestgedruis en illegale kroegjes die eens in de zoveel tijd opgedoekt worden. Op vrijdag zijn er optredens in de peña (flamencoclub) van Niño de Alfafa.
Het is een bizarre speling van het lot dat Paredes juist hier zijn lessen geeft. “De cirkel is rond. Na de hele wereld met flamencogezelschappen rondgereisd te hebben, ben ik weer thuis. Ik zat op de basisschool in de Calle Castellar. En hier om de hoek heb ik als klein jochie mijn eerste flamencolessen gehad van mijn flamenco padrino Enrique el Cojo. Nooit had ik kunnen vermoeden dat ik na jaren on tour te zijn geweest met flamencogezelschappen weer terug zou keren naar de Calle Castellar om juist hier les te gaan geven.” De Calle Castellar pas ook goed bij Paredes’ missie: juist in een broedplaatssetting als deze komen flamenco als podiumkunst en het flamenco van de straat elkaar tegen.
Por fiesta en Holanda
De Utrechtse flamencodocente Antje Herber maakte net zoals ik in 2012 kennis met de ‘andere’ lesstijl van Paredes. Hij gaf les in de studio waar zij trainde terwijl ze in Sevilla was voor de Bienal. “Mijn ogen werden geopend. Ik had nog nooit een Spaanse docent gezien die op die manier les gaf – met het besef dat het échte dansen toch in de eenvoud zit.” Herber legt uit dat het haar jaren heeft gekost om uit te kleden wat ze in al die jaren flamencoles daarvoor had geleerd. “Het virtuoze van de flamencokunst zie je op het podium. En dat is inspirerend, prachtig. Maar mijn persoonlijke reis gaat om de kunst die erachter ligt. De kunst van de straat. En ik denk dat voor leerlingen, amateurs die willen genieten van flamenco, deze vorm – de straatvorm, het beste werkt. Het geeft veel voldoening: het samen delen, samen iets oproepen en beleven. Daarom beginnen mijn festero-lessen ook met zingen. Voor het collectieve gevoel.” De inspiratie die Antje Herber in 2012 opdeed in Sevilla zette ze om in haar Zzoniquete-koor en Por Fiesta workshops, waar iedereen met een flamencohart welkom is om korte bulerías- en tangocoupletten te leren. Ook in deze lessen zijn geen niveaus. “Ik wil dat we met z’n allen een schatkistje kunnen vullen met mooie stukjes flamenco in festero (feestelijke) stijl. Het is de basis. Dan kunnen we daar zoveel we willen uit putten om mooie feestjes te bouwen en de flamenco echt te voelen. Dan begint het echte genieten van flamenco.”
De eerstvolgende interdisciplinaire Por Fiesta workshop van onder meer Antje Herber is op 2 april. Zie de Workshops agenda.
Dit artikel is eerder verschenen in Mundo Flamenco en Latin Emagazine.