Molenvechters krijgen podium op Flamenco Biënnale

Andres Marin in De Kring foto Ginette Lavell

“We moeten allemaal een beetje Quichot zijn” zegt enfant-terrible van de flamenco Andrés Marín in de Q&A na een lezing van Spaanse literatuurwetenschapper Maarten Steenmeijer met als titel ’10 redenen om Don Quichot te lezen’. De locatie is De Kring,  van oudsher de huiskamer van vele enfant terribles. Het is vlak voor de start van de Flamenco Biënnale 2019 waar de vermaarde flamencodanser en choreograaf Marín met zijn voorstelling ‘D. Quixot’ het festival zal openen in ITA (voorheen Stadsschouwburg Amsterdam). En Marín komt niet zomaar, zo blijkt: hij komt met een boodschap.  

“Koester je innerlijke molenvechter’: dat is ongeveer de strekking van de boodschap van Marín. Van Steenmeijer hebben we al net gehoord dat Don Quichot geen gek is, maar een idealist. En ja, daar hebben we er in deze dagen heel veel meer van nodig. Flamenco Biënnale 2019 is onderweg met een boodschap over broodnodige disruptie. Ik sprak Andrés Marín in 2017 al in het Théâtre National de la Danse in Parijs na de premiere van ‘D. Quixot’. Ook daar laat hij zich duidelijk uit over de ‘selfie-maatschappij’ en het gebrek aan verzet, met name bij de jonge generatie. Lees hieronder het interview.

De gehele programmering van de Flamenco Biënnale Nederland 2019 vind je op de speciale Flamenco Biënnale NL agendapagina.

Ceci n’est pas un chevalier

foto Alain Scherer

Een hele generatie flamencoliefhebbers, waaronder vele docenten, in de lage landen is opgegroeid met de briljante en vernieuwende flamencokunstenaar Andrés Marín. En Andrés Marín met hen. De 25ste editie van Lleno de Flamenco, de jaarlijkse presentatie van flamencoleerlingen uit de randstad, is aan hem opgedragen. Ik sprak Andrés voorafgaand aan zijn nieuwste werk D. Quixote in het Théâtre National de la Danse, Chaillot in Parijs. 

Flamenco in een ander universum

Andrés Marín is sterk verbonden met de flamenco-scene hier in Nederland. Hij kwam hier heel vaak in zijn jonge carrière en ook dit jaar is hij nog in Nederland geweest om les te geven. Het is een bijzondere man, die de kunst verstaat om zichzelf steeds weer opnieuw uit te vinden. Daarbij schuwt hij de strijd niet: met zichzelf en met de conventies. Het verband tussen het onderwerp van zijn nieuwste voorstelling, Don Quichot, en Andrés Marín zelf is snel gelegd. In een interview op de website van het Chaillot theater, waar hij als artist in residence deze voorstelling heeft ontwikkeld, zegt hij: “Ik ben altijd een Don Quichot geweest, ik heb altijd risico’s genomen. In plaats van met molens heb ik met kerkklokken gevochten (in de voorstelling El cielo de tu boca, de opening van de tweede Flamenco Biënnale Nederland in 2009 -red.-). Hij gaat verder: “Ik werd in het begin neergezet als marginaal. Net zoals het met Don Quichot gebeurt.” Maar Andrés is zichzelf gebleven en heeft zijn zoektocht naar een andere beeldentaal doorgezet. Voor D. Quixote heeft hij daarop de dramaturg Laurent Berger uitgezocht. En samen hebben ze een nieuw hoofdstuk van Don Quichot gecreëerd. Iets dat los staat van het oorspronkelijke werk van Cervantes (verwacht dus ook geen klassieke Dulcinea of Sancho Panza), maar wel het thema van bevlogenheid en een levenslange zoektocht aansnijdt. “Ik heb altijd flamenco naar een ander universum willen brengen. Dat het me laat dromen, fantaseren” zegt hij in het Chaillot interview. En niet alleen flamenco brengt hij naar een ander universum, ook Don Quichot. Het universum van de stadsjungle welteverstaan, compleet met skateboard, daklozentent, panna veldje en graffiti.

‘Zijn’ of  ‘niet zijn’

“No soy” (“ik ben niet”) staat er groot op het scherm aan het begin van de voorstelling. Vervolgens is Marín bijna twee uur lang bezig om wél te zijn. En wel op het podium, zijn hele eigenwijze autonome zelf. Het roept dezelfde dubbelzinnigheid op als bij het beroemde surrealistische schilderij van Magritte met de tekst ‘Ceci n’est pas un pipe’ onder een zeer realistische afbeelding van een pijp. Het is de ijzeren wet van de ontkenning: niet is minder aanwezig dan wanneer het hardnekkig ontkend wordt. Het stuk is donker (vaak letterlijk), maar er is gelukkig ook humor en er zijn een paar geweldige vondsten. De prachtige dans op voetbalschoenen is iets wat me lang bij zal blijven. En de muziek. La Tremendita is hier de absolute tovenares die met haar stem je steeds verder het verhaal in trekt, ook al is er niet echt een vastomlijnd verhaal.

“Het interesseert me helemaal niets wat het publiek van me vindt.”

De dansers Abel Harana en Patricia Guerrero zijn ook een genot om naar te kijken. En de interactie tussen de drie is fenomenaal. Marín heeft een grote schare fans, dat merk je ook bij zo’n uitverkocht optreden in Parijs. Maar hij is, zeker in het begin van zijn carrière, ook vaak verguisd om zijn moderne flamenco interpretaties. Het deert hem niet, zegt hij: “Het interesseert me helemaal niets wat het publiek van me vindt. Ik heb nooit in mijn leven, nog geen uur, voor de gunst van het publiek gedanst. Als ze willen komen, komen ze maar. Maar als ze niet willen komen, dan blijven ze maar thuis. Ik ben een danser. Of beter gezegd: een man die danst. Dat is wat ik doe. Ik maak voorstellingen in het theater. Professionele producties waar maanden aan gewerkt wordt, met de omstandigheden die daarvoor nodig zijn: belichting, geluid en een podium.” Over gimmicks en stippels Als een van de vertegenwoordigers van de moderne flamenco, ziet hij met lede ogen toe hoe moderniteit tegenwoordig wordt uitgedragen op podia en festivals. “Het komt vaak niet verder dan een gimmick waarbij het gaat om de vorm en niet om de inhoud. Er is veel van niks, allemaal gebakken lucht gemaakt voor het plaatje en de marketing. Iets wat diepgang heeft, met een ontwikkeling, iets wat ergens over gaat: dat zie je niet vaak.” Maar wat is dan het verschil, tussen wat hij ‘een verkleedpartij’ noemt en een echte voorstelling met kwaliteit in Andrés’ ogen? Wat doet hij anders? “Om te beginnen heb ik een lange traditie in flamenco. Mijn uitgangspunt is de realiteit, mijn persoonlijke realiteit en met mijn eigen stempel. Dat weten ook de mensen met wie ik werk. Ik omgeef me altijd alleen met mensen die op dat niveau met mij kunnen werken. Mensen die zelf oorspronkelijk werk kunnen ontwikkelen, zoals Laurent Berger.”

Is er toekomst voor flamenco?

Over de nieuwe flamenco generatie is Andrés niet heel positief. Zowel in Nederland als in Spanje. In Nederland is hij teleurgesteld over het gebrek aan jonge aanwas. “Ik geef les aan mensen die ouder zijn dan ik, dan kan toch niet?” En dan komt er een favoriet stokpaardje (of zou ik het molens moeten noemen?) van Andrés tevoorschijn: de stippeljurken. “Mensen zijn te veel in de folklore blijven hangen. De stippels en de sjaaltjes. Dat is jammer, want je verwacht toch dat er een nieuwe generatie opstaat met nieuwe ideeën.” Het draait allemaal om inzet, zegt hij. “Aficionado word je niet zomaar. Dat moet je bijgebracht worden, je moet blijven leren. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat naar cante luisteren.” Bij de jonge dansers in Spanje mist hij de echte passie. “Waar is de rebellie, het verzet? Je moet een strijd leveren om verder te komen.” Ook het gemakt waarmee de jongeren zich neer lijken te leggen bij de afbraak van de cultuursector door de rechtse politiek in Spanje, stoort hem. “Het lijkt ze niks te schelen. Dat is triest, het doet pijn.”

Gimmick of geen gimmick?

Het interview laat me een beetje in verwarring achter. Wat bedoelt hij nou precies? ‘Folklore’ is niet goed. Maar al te conceptuele ‘modern’ met performance en gimmicks ook niet. Toch, als ik de voorstelling moet navertellen, dan zou ik je vertellen over die dans op voetbalkicks, de vuurspuwende hanenkam en de skateboard half pipe op het podium. Zo wordt de voorstelling ook aangekondigd: Andrés in een ridderhelm en voetbalshirt op een brommer rijdend door de straatjes van Sevilla. Is dat dan geen gimmick? Is dat niet die ‘gebakken lucht’? Ik durf daar hardop ‘Nee’ tegen te zeggen. Al na 10 minuten voorstelling zie ik niet meer dat er gezongen wordt in een daklozententje en iemand op een skateboard voorbij komt. De vervreemding van de beeldentaal maakt dat ik op een of andere manier juist dieper in de voorstelling wordt getrokken. Even word ik als kijker uit mijn verwachtingenwereld geschud om daarna, met beelden, beweging en weergaloos mooie muziek, helemaal op mezelf teruggeworpen. Ik ervaar deze voorstelling als een reis en ik zie de concepten niet meer, ik voel alleen nog maar. Dit zal die diepgang zijn die Andrés bedoelde, het jaar werken aan de voorstelling. Het werken met topartiesten. En de basis: de oertaal van flamenco die, mits goed toegepast, het verdraagt in vele vormen uitgevoerd te worden.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Mundo Flamenco
Tekst: Ginette Lavell
Foto boven: Benjamin Mengelle

Cia. Andrés Marín – D. Quixote
Dans: Andrés Marín, Patricia Guerrero, Abel Harana
Drums en percussie: Daniel Suárez
Zang en elektrische bas: Rosario La Tremendita
Cello: Sancho Almendral
Theorbe (zestiensnarige luit): Jorge Rubiales
Dramaturgie en tekst: Laurent Berger
Gezien in Théâtre National de la Danse, Chaillot (Parijs)